Doof- en slechthorendheid

Doof- en slechthorendheid

Een hoorprobleem zie je niet aan de buitenkant. Dat maakt erkenning van slechthorendheid of doofheid niet gemakkelijk: als je iets niet kunt zien, lijkt het er ook niet te zijn. Bovendien kan een goed horende zich moeilijk voorstellen wat een slechthorende nu precies wel en niet hoort. Gehoorverliezen variëren in soort en ernst. Met hoortoestellen zijn ze niet volledig te verhelpen. Wat iemand met een gehoorverlies hoort, verschilt per persoon. Slechthorendheid is dan ook een begrip dat niet eenvoudig uit te leggen is.

Omschrijving beperking

Er is sprake van doofheid bij een minimaal gehoorverlies van 30 dB gemeten aan het beste oor. Er is sprake van slechthorendheid bij een gehoorverlies tussen 35 dB en 80 dB aan het beste oor. Afhankelijk van het verlies hoort een leerling of student minder of niet, worden bepaalde klanken niet of anders waargenomen. Dit heeft ernstige gevolgen voor het spraakverstaan. De problematiek is per leerling en student verschillend. Dit is afhankelijk van verschillende factoren zoals de leeftijd waarop het gehoorverlies is ontstaan, de omgeving, de opvoeding en hulpmiddelen. Dove en slechthorende leerlingen en studenten zijn voor hun communicatie afhankelijk van spraakafzien (liplezen), hulpmiddelen zoals hoortoestel, CI, solo apparatuur, en/of een (schrijf) tolk. Bij auditief beperkte leerlingen en studenten is er veelal sprake van een geringe communicatieve redzaamheid.

Doof- en slechthorendheid resulteren in een ernstige achterstand in de taalverwerving en daarmee in de taalontwikkeling. Zo is er veelal sprake van een beperkte woordenschat, moeite met begrijpend lezen en figuurlijk taalgebruik. Taal vormt een belangrijke basis voor het schoolse leren, het omgaan met anderen en de samenleving. Bovendien geeft taal toegang tot informatie die nodig is voor een goede sociaal emotionele ontwikkeling.

Als er sprake is van een auditieve beperking, is het verwerven van kennis en (sociale) vaardigheden niet vanzelfsprekend. Zo is het vaak moeilijk om instructie te volgen , samen te werken en nuances in taal op te merken. Met het leren van moderne vreemde talen hebben deze leerlingen en studenten extra moeite door het gebruik van andere klanken en het niet kunnen inzetten van het spraakafzien.

Omdat leerlingen en studenten met een auditieve beperking zich voortdurend extra moeten inspannen om de communicatie en instructie te kunnen volgen, zijn zij veel sneller vermoeid.

Bij het maken van toetsen en examens wordt er met auditief beperkten rekening gehouden door onder andere verlengde toets tijd, ondertiteling bij kijk- en luistertoetsen of alternatieve toetsing (Simeaprotocol).

Een ambulant begeleider kan een school of instelling adviseren welke extra faciliteiten ingezet kunnen worden en waar docenten rekening mee kunnen houden wanneer zij met een auditief beperkte leerling of student te maken hebben.

Marie Laure is slechthorend en vertelt over school en haar vriendinnen